Schaken is een van de oudste spellen die zowel tot de wetenschap als de sport behoort, en heeft ook miljoenen combinaties. De moeilijkheid van het spel ligt in het feit dat het onmogelijk is om nauwkeurig te voorspellen welk stuk de tegenstander zal spelen, dus elke zet kan fataal worden.
instructies:
Stap 1
Ondanks de voor de hand liggende tactische complexiteit, kunnen zelfs basisschoolkinderen het spel leren. Voordat je het gevecht begint, plaats je een speelveld voor je, bestaande uit 64 zwarte en witte cellen. Er zou een witte kooi in de rechter benedenhoek moeten zijn. In het "arsenaal" hebben de spelers 32 stukken. Op het veld staan zwart en wit als volgt opgesteld: op de rij die zich het dichtst bij de rand bevindt, worden twee torens aan de randen geplaatst, dan naar het midden - twee ridders, dan - twee lopers. De koningin wordt op het veld d1 geplaatst, de koning op e1. De tweede rij bestaat uit 8 pionnen. Wit begint altijd het spel.
Stap 2
Tegenstanders beginnen om beurten te zetten, dat wil zeggen, ze verplaatsen stukken op het bord naar een aangrenzend niet-aangevallen veld in overeenstemming met de spelregels. Het doel is om de koning te "eten". Als de koning schaakmat staat, is het spel afgelopen. Schaakmat is de aanval van een koning die niet kan worden uitgeschakeld. Schaak betekent dat de koning in direct gevaar is, van waaruit je moet "ontsnappen" of elimineren met andere stukken.
Stap 3
Pionnen gaan maar één veld diagonaal vooruit. Als een pion een vrij veld bereikt op de verste tegenoverliggende rij (eerst van de kant van de tegenstander), kan deze worden vervangen door een stuk van dezelfde kleur, behalve de koning. Vanuit de beginpositie kan de pion één beweging door één veld maken.
Stap 4
Hoe andere stukken bewegen De koning kan bijvoorbeeld slechts één aangrenzend veld vooruit, achteruit, van links naar rechts en diagonaal verplaatsen. Koningin - op elk vrij vierkant langs de verticale, horizontale en diagonaal. De toren en de loper bewegen in de voorwaarts-achterwaartse richting naar een willekeurig veld, maar de toren alleen langs de verticale en horizontale lijn, en de loper alleen langs die diagonaal. De zet van een paard kan zelfs door bezette velden gaan en vormt een zigzag (letter D). Als de koning niet van positie is veranderd en de toren nog geen zet heeft gedaan, is een eenmalige rokade mogelijk. Maar als er onderweg velden worden aangevallen door de vijand, is rokeren verboden.